Persbericht

Minister Van Peteghem verstevigt basis voor vertrouwen in banken en financiële instellingen

Minister van Financiën Vincent Van Peteghem verstevigt de basis voor het vertrouwen in financiële instellingen door de oprichting van een gescheiden Garantiefonds met een gezonde en betrouwbare reserve en de invoering van een moderne en doeltreffende bankierseed. Beide maatregelen kregen groen licht van de ministerraad.

"De afgelopen periode mochten we ervaren hoe fragiel het vertrouwen in financiële instellingen kan zijn. Nochtans, wie vandaag objectief naar onze Belgische banken kijkt, ziet vooral een sterkere en weerbaardere sector dan ten tijde van de financiële crisis in 2008. Maar toch blijft het cruciaal om de rust te bewaren en het vertrouwen in de sector te garanderen en te versterken. Daarom ben ik bijzonder tevreden dat we vandaag met het vernieuwde Garantiefonds en de moderne bankierseed nieuwe stappen zetten in een nog stevigere vertrouwensbasis.” - Vincent Van Peteghem, vice-eersteminister en minister van Financiën, bevoegd voor de Coördinatie van de Fraudebestrijding en de Nationale Loterij

Een helder gescheiden Garantiefonds
Het Garantiefonds beschermt de tegoeden van alle Belgen en komt tussen wanneer een aangesloten kredietinstelling  haar verplichtingen niet langer kan nakomen. Daarvoor dient de sector financiële bijdragen te betalen aan het Garantiefonds.

Deze bijdragen worden vandaag echter aan de Schatkist overgedragen. Daarom heeft het Garantiefonds vandaag geen eigen reserve. In geval van een mogelijke interventie dienen de middelen dus door de Schatkist worden voorgeschoten. Dat is een complex en weinig transparant systeem, waar zowel het IMF als de Europese Commissie aanpassingen aan vragen.

Daarom zorgt minister Van Peteghem voor de oprichting van een gescheiden fonds. Dat gescheiden fonds garandeert dat:

  • de financiële middelen van het Garantiefonds worden gescheiden van die van de Staat;
  • onmiddellijk toegang tot de middelen kan worden verkregen;
  • aan de internationale aanbevelingen wordt voldaan;
  • de transparantie en het vertrouwen in het Garantiefonds, en bij uitbreiding de volledige financiële sector toeneemt.

Een Garantiefonds met een gezonde en betrouwbare reserve
Het spreekt voor zich dat het cruciaal is dat het Garantiefonds een gezonde en betrouwbare reserve voorziet om de tegoeden van de consument te beschermen. De Europese richtlijn vereist dat alle depositogarantiestelsels uiterlijk in 2024 met ten minste 0,8% van de gedekte deposito's worden gefinancierd.

Echter dient er steeds rekening gehouden te worden met de specifieke kenmerken van de financiële sector in elke afzonderlijke lidstaat. Het financieel landschap van bijvoorbeeld Frankrijk en Duitsland valt niet te vergelijken met dat van België. Uit een vergelijkende studie van Europese Bankautoriteit blijkt dan weer dat meer dan 40% van de EU-lidstaten 0,8% onvoldoende vindt als absolute ondergrens. En dat geldt ook voor België.

Daarom stelt minister Van Peteghem het streefbedrag dat in 2025 moet worden bereikt vast op 1,8% van de gedekte deposito's. Die beslissing volgt uit de adviezen van het IMF en het Garantiefonds, die een percentage van 1,8% vooropstellen om een gezonde reserve  te vormen

Doeltreffende gedragsregels dankzij een moderne bankierseed
Van bankmedewerkers wordt vereist dat ze er zich persoonlijk toe verbinden deontologische normen na te leven en dit kenbaar te maken door de symbolische bankierseed af te leggen.

Maar wie het vertrouwen van de consument in de financiële sector beschadigt, door bijvoorbeeld bewuste misleiding, het nastreven van persoonlijk gewin of het niet benadrukken van verbonden risico’s,  moet daar ook een sanctie voor kunnen krijgen. Om het vertrouwen in de financiële sector te versterken is het daarom van belang dat tuchtprocedures geloofwaardig en doeltreffend zijn.

Om die tuchtprocedure te verzekeren, werd in 2019 een wet gestemd door het parlement. Echter is die wet om verschillende praktische redenen nooit in werking getreden. Daar brengt minister Van Peteghem nu verandering in. Na overleg met de sector en rekening houdend met ervaringen uit Nederland, wordt een bankierseed en tuchtrechtelijke regeling uitgewerkt die gebaseerd is op twee uitgangspunten:

  1. In tegenstelling tot de regels waaraan financiële instellingen al moeten voldoen, zullen deze regels op individuele basis van toepassing zijn op bankmedewerkers. Deze regels zullen bijdragen aan een betere bescherming van de consument, maar hebben in de eerste plaats als doel het vertrouwen van het publiek in de financiële sector te beschermen en te versterken;
  2. De regels worden geïntegreerd in de toezichtsopdracht van de FSMA. Zo kan worden gebruikgemaakt van de bestaande controlestructuur en sanctieregeling van de FSMA en dient er geen nieuwe controle-instantie te worden opgericht. Dat is helder en efficiënt.

Naargelang de ernst van de overtreding kan het FSMA overgaan tot sancties die variëren van waarschuwingen tot een beroepsverbod van maximaal drie jaar. Indien daar geen gevolg aan wordt gegeven, kan worden overgegaan tot administratieve boetes of dwangsommen.

Uiteraard is het voor de integriteit van de sector belangrijk dat eventuele beslissingen ook transparant worden gecommuniceerd. Om te vermijden dat bankmedewerkers met een beroepsverbod toch zouden kunnen blijven verder werken binnen de sector, is een bank verplicht om na te gaan of een kandidaat-werknemer al dan niet is onderworpen aan een beroepsverbod. Daarom wordt een centraal register aangelegd binnen de FSMA. Uiteraard gelden hiervoor steeds de wettelijke regels inzake persoonsgegevens.